Wet wederzijdse bijstand bij de invordering van belastingschulden en enkele andere schuldvorderingen
Artikel 17a
1
Ter zake van de invordering van schuldvorderingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen a en b, en de daarmee verband houdende bedragen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, kan Onze Minister in afwijking in zoverre van artikel 17, tweede lid, de door hem aangewezen ontvanger schriftelijk opdragen rechterlijk verlof te vragen tot tenuitvoerlegging van de executoriale titel die hem door de verzoekende autoriteit is verstrekt. De artikelen 985 tot en met 990 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn in dat geval van toepassing onderscheidenlijk van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:
a
tot de kennisneming van het verzoek om verlening van het verlof bevoegd is de rechtbank van de woonplaats van de persoon die tot betaling van de schuldvordering is gehouden, of, zo van een woonplaats in Nederland niet blijkt, de rechtbank te 's-Gravenhage;
b
in geen geval wordt overgegaan tot een onderzoek van de verschuldigdheid of de juistheid van de gevorderde bedragen of van de geldigheid van de executoriale titel.
2
Indien verlening van het verlof, bedoeld in het eerste lid, niet kan geschieden binnen een periode van drie maanden na ontvangst van het verzoek tot invordering, wordt de verzoekende autoriteit in kennis gesteld van de redenen waarom deze periode niet kan worden nageleefd.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.